In december is mijn boek verschenen:

"Otto Krol - schilderijen 1980-2020"

Een uitgave van 108 pagina's en 130 afbeeldingen in hardcover van mijn werk uit de afgelopen 40 jaar

Een overzicht van het werk van de afgelopen 40 jaar
met bijdragen van Anneke Oele, Gerrit Krol, Nico Keuning en Anton de Goede.

Dit filmpje geeft een indruk:

Te bestellen via ottokrol@xs4all.nl  (€ 25)



Toespraak bij de opening van de expositie van schilderijen van Otto Krol in Kunsthandel Peter ter Braak, op 13 december 2020 – door Edzard Krol

Een van de fascinerende kanten aan het werk van Otto Krol is de overstap van een fotorealistische manier van schilderen, naar een vrijere. Wie hem in de loop van de jaren een beetje heeft gevolgd, weet waarover ik het heb. Voor wie dit nieuw is, verwijs ik naar Otto’s website www.ottokrol.nl, of natuurlijk naar het vandaag gepresenteerde boek Otto Krol, schilderijen 1980-2020 met een chronologische selectie van zijn werk.

lees meer...

De schilderijen uit die eerste, fotorealistische periode riepen bij veel mensen de reactie op: ‘Wat knap, wat ongelooflijk knap’. Al was het maar omdat, als je als kind leert tekenen en schilderen, het oordeel over wat je maakt wordt afgemeten aan hoe echt het lijkt: hoe groter de gelijkenis met de werkelijkheid, hoe knapper men je tekening of schilderij vindt. Wie Otto’s vroege schilderijen langs die maatlat legt, concludeert: dichter bij de realiteit kun je niet komen, het is net een foto, dus zijn het de allerknapste schilderijen. Dat klinkt als een compliment, maar dat is ‘nou net niet wat Otto wilde horen’, schrijft Anneke in de inleiding van het zojuist genoemde boek. Waar zou het hem dan om kunnen gaan, vraag ik mij af? Ik kan alleen maar vertellen hoe ik naar een fotorealistisch schilderij van hem kijk. Dan laat Otto mij misschien later wel weten of hem dat beter bevalt.

Neem bijvoorbeeld het eerste schilderij in het boek, Lewenborg, uit 1980. Op het doek staat een uiterst herkenbaar doorkijkje, vermoedelijk in een kantoor of schoolgebouw, met vanuit een vrij kale, bijna grauwe, lege gang, door glanzende ramen, een blik op een nieuwbouwwijk. Voor wie er ooit is geweest, onmiskenbaar Lewenborg, pril nog en nauwelijks begroeid. Een zwijgend, ingehouden en alledaags tafereel. Behalve dat ik, ondanks Otto, onmiddellijk de fotografische perfectie van het schilderij bewonder, wordt mijn aandacht ook getrokken door de subtiele weergave van het licht, op een grijzige dag. Een witte muur die niet wit is, maar een geleidelijk verloop kent, zonder te kunnen zeggen van wat naar wat. De reflecties op de parketvloer en in het glas. Weerspiegelingen zoals je ze overal om je heen kunt zien. Licht dat op alle materialen weerkaatst, zo gewoon dat je er meestal blind voor bent, maar waarover je, als je je ogen opent, je kunt blijven verwonderen. Met zijn fototoestel heeft de schilder het vastgelegd en met zijn vakmanschap heeft hij het feilloos geschilderd. Als ik ooit in dat pand in Lewenborg was geweest zonder dit schilderij te kennen, dan zou ik het misschien maar een schraal gangetje hebben gevonden en zijn doorgelopen zonder er aandacht aan te schenken. Maar zo, als schilderij, denk ik: wat een complexiteit en rijkdom, zoals dat licht die kale ruimte tot leven brengt. Als er in zo’n gangetje al zoveel te beleven valt, wat moet je elders dan wel niet allemaal kunnen meemaken? In Otto’s andere fotorealistische schilderijen valt al evenveel te beleven. Ze hebben poëtische titels als Bezem, blik en afvalbak, Afvalcontainers en Kantoorkasten. Op de website kun je ze een voor een bekijken. En omdat ze daar allemaal keurig op jaar zijn gerangschikt, kun je constateren dat zijn handschrift vanaf halverwege de jaren tachtig wat losser wordt, al blijft hij nog vasthouden aan het fotorealisme. In de volgorde van de website komt daar in 1991, toch nog onverwacht, verandering in. Heel symbolisch gebeurt dat pas na de voltooiing van het portret van de transformatiekunstenaar Philip Akkerman, die het veranderen van stijl tot een kunst op zich heeft verheven. De vijf schilderijen uit het jaar van de omslag hebben de raadselachtige titel: hairspray 1, hairspray 2, hairspray 3, ‘franz und mieze’, en nog een keer: hairspray 4. Er is geen hairspray op te zien, geen drup, geen aerosol. Maar ook geen fotorealisme. De aanpak is totaal veranderd. Weg precisie, weg ingehoudenheid. Op een van de schilderijen druipt de verf, of het medium, zelfs van het papier. Wat is daar gebeurd? En waarom?

Ik heb het Otto gevraagd, in zijn atelier in de Papiermolen. Als antwoord loopt hij naar een rek met schilderijen en haalt een doek tevoorschijn, met een voorstelling die mij niet helemaal duidelijk is. Hij licht het toe: er staat een witte muur op, en een rode muur, over een persoon heen geschilderd. Het schilderij is onvoltooid en wat het laat zien, is een doodlopende weg, of beter, de witte en rode muur waarmee die weg eindigt, en waar hij eind jaren tachtig met zijn fotorealistische aanpak tegenaan botst. Een geschilderde variant van een schrijversblok – een schildersblok.

‘Toen ik met dat schilderij bezig was,’ zegt Otto, ‘kwam ik tot de conclusie dat ik mezelf niet kon verbeteren. Alles wat ik maakte, was minder dan ik ervoor maakte. Dat is begonnen met die grijze kasten. Daarna dacht ik: ik kan nog wel een kast maken, maar die kast wordt altijd minder dan deze kast. Ik zag niet hoe het verder moest.’ Vandaar hij het radicaal over een andere boeg gooit. Hij laat los waar hij goed in is, waarmee hij zich heeft bewezen en waarvan men hem kent. Gedreven door de drang om zich te verbeteren – en wellicht een tikje eenzaam – zet hij een stap terug en begeeft zich op het smalle, glibberige, onzeker makende pad van het experiment. Het getuigt van lef om zo’n stap te zetten. Otto wist wat hij had, en wat hij kon, en hij wist niet waar hij uit zou komen, of hij wel ergens uit zou komen. Maar daar laat hij zich niet door afschrikken. Een strijd tegen de precisie, noemt hij het, omdat hij vindt dat de precisie bij hem de vrijheid en het scheppen in de weg staat.

De eerste werken uit de tweede periode zijn kleiner dan hij gewend is, geschilderd op papier, met een onderlaag in aardkleuren. Overal kiert het oker en omber tussendoor. Met de onderschildering weet hij de bonte en contrastrijke kleuren bij elkaar te houden, en ondanks het experiment de harmonie te bewaren. De toets van de kwast is zo prominent aanwezig dat het eindproduct meer een schets lijkt, dan een voltooid schilderij. Zeker vergeleken met het voorbije fotorealistische werk. Wat met hairspray begint, zal de daaropvolgende dertig jaar blijven, een kiemcel voor talloze schilderijen: groepjes mensen, dicht bij elkaar, met lak aan de anderhalvemeterregel, in een meestal langgerekt schilderij, weinig gedetailleerd uitgewerkt. Voor de experimenterende Otto bieden de groepjes onuitputtelijke mogelijkheden. Zo stuit hij op ritme en beweging, waar hij in zijn eerste periode geen bijzondere aandacht voor lijkt te hebben. Zijn schilderijen worden muzikaal, gaan swingen – niet zozeer de mensen, maar de vlakken waaruit ze zijn opgebouwd. Vlakken die me soms doen denken aan de camouflage van oude oorlogsschepen, bedoeld om de vijand op het verkeerde been te zetten. En kijk eens naar de afwisseling: hoewel het vertrekpunt steeds hetzelfde is – gefotografeerde groepjes mensen – weet Otto er jaar in, jaar uit nieuwe beelden aan te onttrekken, andere vormen, nog ongeziene ritmes. Al naar gelang het hem uitkomt – en niet omdat het zo op de foto staat – haalt hij een schaduw naar voren, benadrukt hij een kleur, of zwakt haar juist af. Niet de vorm van de mensen is leidend, maar de vorm van de vlakken, of het nu een oplichtend deel van een bloesje is, een half been, of een donkere restvorm ergens daartussenin. Details doen er niet meer toe, alles staat in dienst van de compositie als geheel. Morandi in het kwadraat. Een jaar of tien na de overstap wordt het formaat van de schilderijen voorzichtig weer wat groter. Daar spreekt een herwonnen zelfvertrouwen uit. Probeer het maar eens: een klein schilderij vergroten, terwijl het even goed blijft. Dat is lastig. Otto doet het. Er verschijnen gebouwen, bloemen en auto’s, waaraan je kunt aflezen wat hij in de voorgaande jaren met het schilderen van groepjes mensen heeft geleerd. Steeds vrijer voelt hij zich met zijn aanpak.

Alles lijkt op z’n plek te vallen in 2012, wanneer hij tientallen schilderijen maakt, elk in een dag geschilderd. ‘Ik wil vloeiend schilderen,’ zegt hij daarover, ‘met dunne verf, losjes en toch precies.’ Waar precisie ooit uitmondt in een blokkade, en de vrijheid en creativiteit in de weg staat, daar heeft hij die ondertussen in zijn schilderproces opgenomen, losjes nog wel, zoals een meester betaamt. Zijn onderwerpskeuze kent geen beperkingen meer. Alles waar zijn oog op valt, wordt geschilderd, wat het ook is: appelpartjes, trap, delfzijl, chaumette of nagerecht. Het heeft hem een jaar of twintig gekost, maar de vrijheid, waar het hem om ging toen hij stopte met het fotorealisme, is bereikt. Het object wegschilderen van de werkelijkheid, noemt hij het nu. Ooit was Otto in dienst van het beeld – de foto – nu is het beeld in dienst van Otto. Hier op deze expositie zie je waar dat de laatste paar jaren toe heeft geleid: een vrolijk stemmende explosie van vormen en kleuren, beweging en ritme. Het licht heeft weer een prominente plaats ingenomen, en daarmee de schaduw, die een dimensie of twee aan de schilderijen toevoegt. Kijk maar eens naar de prachtige functie die de schaduwen vervullen: op muren, onder goten en richels, in kozijnen, achter regenpijpen en schoorstenen. En kijk dan meteen even naar de verf, want wat Otto door de jaren heen ook schildert, zijn verf blijft helder; waar verf is, is licht, en helder licht straalt. Kortom, hier, vandaag, in Kunsthandel Peter ter Braak, zien jullie het uitbundige bewijs dat het schilderwerk van Otto Krol na zijn fotorealistische periode voor een tweede keer tot volle wasdom is gekomen. Dat roept de vraag op aan welke periode ik de voorkeur geef. Hoewel ik het werk uit beide perioden prachtig vind, bevalt, uiteindelijk, de tweede mij beter dan de eerste, omdat zij lichter is, speelser, levendiger, rijker bovendien aan vormen en composities. En omdat zij meer potentie heeft, wat ook blijkt uit de vele werken in wording die ik kortgeleden nog in zijn atelier heb gezien; onze exposant is nog lang niet uitgeschilderd. Deze expositie bewijst dat hij er goed aan heeft gedaan om radicaal opnieuw te beginnen.


Z A A L T E K S T bij de expositie in Galerie Noord

deze tekst is geschreven door Emmie Muller in opdracht van Galerie Noord mei 2017

Stadslicht

Deze maand presenteert Galerie Noord een exposé met schilderijen uit het oeuvre van Otto Krol. Op een na, zijn de schilderijen tot stand gekomen tussen 2012 en 2016. De konsekwente werkwijze en thematiek maken dat de tentoonstelling een museale uitstraling heeft gekregen.

lees meer...

De schilderijen van Otto Krol zijn geschilderd met olieverf op schildersdoek, paneel of papier. Bij deze verfsoort is een plantaardige drogende olie (meestal lijnolie) het bindmiddel dat de kleurpigmenten bijeen houdt en met terpentine wordt aangelengd. Papiervezels hebben een sterk zuigende eigenschap. Om te voorkomen dat dit verfmengsel vlekken zou achterlaten wordt het papier eerst behandeld met een laag doorzichtige latex. Op deze glad gemaakte ondergrond blijft de verf op de drager liggen en kan de schilder controle houden over zijn penseelstreken.

Dit is bij de schilderstechniek die Otto Krol hanteert van cruciaal belang, omdat hij de olieverf sterk verdund op de drager aanbrengt. De verhouding tussen olieverf en terpentine komt heel precies, want de verf mag bij het schilderen niet gaan druipen.

Het schildersdoek wordt op een vergelijkbare manier geprepareerd. Ook deze drager heeft door zijn weefstructuur een sterk zuigende werking. Door de drager meermaals te voorzien van een laag gesso die daarna wordt opgeschuurd, ontstaat een even zo glad oppervlak. Deze manier van prepareren is vrij arbeidsintensief. Aangezien de schildersstijl van Otto Krol vraagt om een zekere mate van vlotheid zal hij met name voor zijn kleinere werk kiezen voor houten dragers, zoals mdf en masonite. Deze 'kant en klare' panelen voldoen aan zijn specifieke eisen.

Het centrale thema van deze collectie schilderijen is het stadsgezicht. We zien straten, huizen en flats, bloemenstalletjes en terrasjes, industrieterreinen, kranen en boten aan de kade. Otto Krol legt met de camera deze plaatsen op foto vast, om later in het atelier uit te werken tot een schilderij.

Deze plekken zijn niet alleen gesitueerd in Nederland, maar ook daar buiten. Belangrijk is dit echter niet, want het gaat de schilder niet om de plek zelf, maar om de compositie die hij daaruit kan destileren. Het overzicht, de omgeving van zijn onderwerp, laat hij ook buiten beschouwing. De titels onderstrepen deze artistieke keuzes, want zij laten zich eerder lezen als geheugensteuntjes dan als verwijzingen naar de inhoud.

Ten behoeve van de compositie selecteert hij uit het scala van visuele indrukken datgene wat voor hem schilderkunstig bruikbaar is. Dit manipuleren van de werkelijkheid komt ook terug in zijn kleurkeuze. Onder zijn handen kan een saaie grijze deur groen geschilderd worden, omdat deze beter past bij de compositie die hij op dat moment (letterlijk) voor ogen heeft. Otto Krol schildert noch abstract, noch figuratief. Zijn beeldtaal balanceert op de scheidslijn tussen beiden. Afgaande op het onderwerp ontstaat vanzelf een werk van figuratieve aard "Roeiboot" of een werk met meer abstractie.

Het werk getiteld "Eureka" is hier een goed voorbeeld van. Bij de kijker zullen eerst de abstracte kleurvlakken in het oog springen en daarna pas de voorstelling met de straat, lantaarns en huizen. Deze 'vertraging' in de waarneming is één van de intenties die Otto Krol in zijn werk nastreeft. Een ander kenmerk van de compositie is de keuze voor een grote, frontale vorm in het midden. De centraal geplaatste vorm zorgt voor evenwicht en harmonie. Door het verdwijnperspectief achterwege te laten is er geen sprake van een illusoire dieptewerking en blijft het werk van een hoog abstract nivo. Een uitzondering op de regel zijn de schaduwpartijen langs muren en daken die weldegelijk een suggestie van ruimtelijkheid oproepen: zie "Daken"

De kleurvlakken spelen ook een rol in het licht donker contrast dat in deze schilderijen volop aanwezig is. In combinatie met een voorliefde voor okergele tinten krijgen zij een mediterrane uitstraling. Zonnig en positief. Het licht is niet in alle schilderijen zo zonovergoten aanwezig. De werken "Papaverkanaal" en "Amsterdam Noord" zijn afgeleiden van dezelfde foto. Dat valt nauwelijks op, omdat de laatste van de twee geschilderd is in blauwtinten, een kleur die als veel koeler wordt ervaren. Het kleurenpalet van Otto Krol fluctueert tussen sprekende kleuren en vergrijsde tinten, tussen polychroom en monochroom, tussen expressief en ingetogen.

Naast het spel met vlakken, ritme en herhaling draagt ook de schildertoets bij aan de dynamiek in het werk. De kleurvlakken worden afwisselend transparant of dekkend aangebracht. In de transparante partijen is duidelijk zichtbaar hoe losjes met de penseel over de drager is bewogen, maar ook met hoeveel precisie dat gepaard is gegaan. Deze lichtvoetigheid contrasteert mooi met de stevige, dekkende partijen daar omheen. In het werk getiteld "Marfa" is over een oude schildering heen geschilderd. Een werkwijze die Otto Krol niet vaak toepast, dit werk is op deze tentoonstelling de enige, en daarom de moeite van het bekijken waard, omdat de transparantie een extra dimensie krijgt door het sterke effect van de gelaagdheid. De oorspronkelijke grijze daken van golfplaat zijn vervangen door gladde groene daken, wat maar weer bewijst dat Otto Krol als een regisseur het thema naar zijn hand weet te zetten. Zijn schilderwijze is direct en spontaan en wat hij wil schilderen "moet er in één keer op staan". Hierdoor kan hij zichzelf blijven verrassen en profiteren van zijn onbewuste kennis en ervaring. Zijn handen doen instinctief het werk, meer dan zijn hoofd. De werken op papier getuigen hiervan. Deze reeks is een selectie uit zo'n veertig beelden en het resultaat van een project waarin de schilder zich ten doel heeft gesteld om elke dag één werk te maken.

Op bijna alle doeken ontbreekt elk spoor van menselijke aktiviteit en daar waar mensen wel opduiken, ondersteunen zij als vlekjes de compositie. De verstilde sfeer, die dat oproept, brengt beelden in herinnering van Giorgio Morandi, één van de inspiratiebronnen van Otto Krol, die zich tevens laat inspireren door David Hockney, Henry Matisse en Edward Hopper. Voor wie thuis is in de kunstgeschiedenis zullen invloeden van deze leermeesters niemand ontgaan. En toch zijn deze schilderijen uitsluitend verwant aan zichzelf en aan hun authentieke maker. Door dicht bij de werkelijkheid te blijven heeft deze schilder zijn artistieke vrijheid gevonden. En als we goed blijven kijken gaan zelfs de ramen en deuren open en roffelen de stadsgeluiden uit de verte ons langzaam tegemoet. Het is meer dan goed toeven in deze eigen werkelijkheid van Otto Krol.



De gelaagde werkelijkheid van Otto Krol

Tekst bij de opening van de expositie in 2013 - guest@art affairs
door Nico Keuning

Het nieuwe, recente werk van Otto Krol is ontstaan uit een experiment. Het resultaat is even verheugend als verrassend.

lees meer...

Na het schilderen van groepen mensen in composities van kleur, lijnen, schaduw en licht hebben de mensen plaatsgemaakt voor stillevens, gebouwen en objecten. Geen olieverfschilderijen in groot formaat op doek, maar schetsjes van 25 x 32 cm van olieverf op geprepareerd wit, glad papier. 'Dat strijkt makkelijker.'

Evenals in eerder werk, vormen foto's die Krol zelf heeft gemaakt de bron van de veertig miniatuurschetsen. Elke schets is in één dag geschilderd. 'De volgende dag begin ik aan een nieuwe en ik wil niet proberen de vorige te verbeteren,' stelde hij zichzelf als opdracht. Dat zette hem onder druk. En dat leidde vervolgens tot een opzienbarende productie van honderd schetsen, waarvan in deze publicatie de beste veertig worden gepresenteerd. Veertig tinten groen, geel, oranje, blauw.

Ik wil vloeiend schilderen met dunne verf, losjes en toch precies.' Hij wil het object van de werkelijkheid af schilderen. 'Dus nam ik voor een auto transparant groen over geel. Dan krijg je effecten die niets met het oorspronkelijke rood van die auto te maken hebben. Op deze manier neem ik het heft in eigen hand. De vorm is heilig. Maar een zilvergrijze fabriek, maak ik groen. De lucht verander ik vervolgens in groenblauw. Zo ontstaat er binnen de compositie evenwicht, harmonie, eenheid.'

Het hardgele flesje met schoonmaakmiddel, krijgt zachtere kleuren, waardoor het flesje tegelijkertijd iets anders wordt. Een vorm van abstraheren. Krol wil in zijn schilderijen iets aan de werkelijkheid onttrekken. Juist daardoor voegt hij er iets aan toe. Bijvoorbeeld de schets van het toetje van ijs, bosbessen en rode bessensap. Door de uitvergroting van het detail ziet het er wat bloederig uit. 'Het krijgt iets van een dramatiek in zich die er oorspronkelijk niet in zat.' Iets van suggestie, suspense. Zoals het onopgemaakte bed in een hotelkamer. Een interieur door een geopende deur bekeken. Een stoel waar iets op ligt. Het zou een mens kunnen zijn. Wat ligt daar?

Krol speelt een intrigerend spel met object en omgeving. Daarnaast blijft hij trouw aan de onderwerpen uit zijn beginperiode. Hij voelt zich aangetrokken tot gebouwen en stadsgezichten die zich aan het pittoreske onttrekken. Het oog van de kijker valt samen met de hand van de schilder in de aandacht voor vlakverdeling, verticalen, horizontalen en diagonalen. Daarbij is dun schilderen voor Krol een synoniem voor transparantie, 'zodat je dingen door elkaar heen ziet, waardoor het minder realistisch wordt'. Door deze gelaagde werkelijkheid ontstaat er leven in de schetsen van Krol: suggestie en suspense.


Otto Krol

Tekst in de publicatie "Vlakken, vormen, kleuren en zonlicht" door Anneke Oele

Hoewel hij al 21 jaar in Amsterdam woont is Otto Krol een Groninger. In de stad Groningen geboren uit Friese ouders, een echte noorderling. Hij noemt zichzelf zuinig met woorden en probeert een verhaal dat hij wil vertellen terug te brengen tot de essentie. Al formulerend zoekt hij naar de juiste woorden.

lees meer...

Dat is ook de manier waarop hij schildert. Hij is zuinig met verf, kijkt veel en zoekt een manier om zo precies mogelijk weer te geven wat hij wil zeggen. Daarbij blijft hij altijd een buitenstaander, een waarnemer.

Begonnen als fotorealist moet hij nog steeds vechten tegen het realisme dat op de loer ligt. Hij wil het hebben over kleurvlakken, ritme in de voorstelling, licht. Daar heeft hij zonlicht voor nodig, zodat de contrasten en daardoor ook de lijnen tussen de vlakken een belangrijke rol gaan spelen.

Het gaat hem om de overgangen, de vlakken.

De groepen personen zijn geobserveerd van buitenaf en op de rug. Daardoor leidt de voorstelling niet af van de expressie op de gezichten. Daar is het hem niet om te doen. Het gaat hem niet om de persoonlijkheid van de afgebeelde personen. Misschien is hij wel als buitenstaander geínteresseerd in de verbondenheid van zo'n groep, de gezelligheid die de groep uitstraalt. Mocht dat zo zijn, dan is dat volgens zijn eigen zeggen 'zonder dat hij zich dat bewust is'. Hij geniet van wat hij om zich heen ziet, is zeker geen melancholicus als zijn grote voorbeeld Edward Hopper. Eerder een bewonderaar van het werk van David Hockney of Matisse.

Hopper zorgde ervoor dat hij de wereld ging bekijken als lichtplekken, Hockney en Matisse laten zien hoe je een voorstelling al schilderend reduceert tot de essentie.

Vormen, kleuren, vlakken en zonlicht, daar gaat het om in de schilderijen van Otto Krol. En om de strijd tussen vertelling en essentie, tussen voorstelling en schilderkunst.

Anneke Oele, 2011


Verplaatste personen

Columns van Gerrit Krol met afbeeldingen van werk van Otto Krol

Uitgeverij "Reservaat" Heiloo 2009



Otto Krol & de zuiverheid van de paperclip

Toespraak gehouden bij de opening van de expositie in Radio Noord te Groningen door Gerrit Krol in december 1982.

Het is bekend dat een jong kunstenaar over het werk van zijn oudere collega's vaak een negatieve mening heeft. De psycholoog heeft hier zijn verklaring voor, maar de kunstenaar ook. Hij heeft zijn wortels in het verleden, maar de bloem die zich ontvouwt is nieuw en nog nimmer gezien. Hoe meer bloem, des te meer is de kunstenaar bereid toe te geven dat deze bloem wortels heeft. Aan de uniciteit van het werk ontleent de kunstenaar zijn persoonlijkheid, - hij wordt herkenbaar; aan de wortels, aan de traditie zijn artisticiteit. Zonder traditie had je het bijvoorbeeld geen kunst genoemd. Als de technisch perfecte schilderijen van Otto Krol weerstand oproepen, komt dat omdat ze nieuw zijn,

lees meer...

nog niet eerder gezien én omdat ze de pretentie hebben kunst te zijn. Een foto van een kantoorkast, of een digitaal beeldscherm, of zelfs een schilderij ervan in een vakblad voor automatisering zou geen enkele aanstoot geven, zeker de lezers van het blad niet. Zou je echter een gemiddelde lezer van zo'n blad vragen wat er mankeert aan de schilderijen van Otto Krol, dan zou het antwoord luiden: gevoel, ik moet iets voelen. Gevraagd naar een specificatie van dit gevoel, zal hij waarschijnlijk invullen: warmte, spanning, of dramatiek. Hij zal, van goeden wille, wijzen op de schilderijen die hem wél ontroeren: meisje bij bushalte, postkantoor, met de mensen voor het loket: zo kan het toch ook? Goed, voor deze mensen is dit schilderij gemaakt.

Toch zijn er die meer houden van een postkantoor op het moment dat het gesloten is. Stel u voor: postkantoor op zondagmorgen. Alleen de woorden al.

Eén van mijn nieuwe favorieten hier, is: het schuurtje.

Rode steen, zon, schaduw, boom op de achtergrond. Geen personen, geen compositie, geen stofuitdrukking van belang: sommige stenen lijken wel van karton! De bladeren van de boom zijn alle afzonderlijk geschilderd en tamelijk groot. De boom staat achter het schuurtje, de hemel is blauw, het schuurtje is van het soort dat je tegenwoordig in veel buitenwijken ziet: het is nieuw, en de schaduw is scherp. Ik kan hier lang naar kijken: zo horen schuurtjes te zijn, tenminste op linnen. Zo hoort de wereld te zijn en je hoort aan de stem die dat zegt met wat 'n emotie hij geladen is.

De emotie hóór je als Otto je de interfererende lichtvlakken op de zijkant van de Gispen-kast aanwijst. Of emotie... je kunt het ook plezier noemen, of het genoegen in de constatering dat zoiets blijkbaar mogelijk is, want het is geschilderd. Met eenzelfde soort voldoening vertelde Otto mij ooit van zijn liefde voor paperclips.

Misschien komt hij nog eens in de gelegenheid hele dagen op kantoor door te brengen - in de ogen van de gewone man geen bewijs van artisticiteit, maar Otto zou er geloof ik geen bezwaar tegen hebben. Paperclips in overvloed; en elk exemplaar is weer een wonder, goed beschouwd, en goed geschilderd.

Resumerende beweer ik dat in het werk van Otto Krol veel meer emotie zit dan de gangbare opinie gewend is aan dit soort werk toe te kennen. De consistentie ervan, de volhardende aandacht van de schilder voor al die dingen die zelf geen emotie kennen, zou je zelfs sentimenteel kunnen noemen.

Vroeger had je aan de muur, thuis, schilderijen van heidevelden met een plaggehut erop, suggererende armoe en eenzaamheid. De gangen in een kantoor zijn niet minder eenzaam. Als ik, op mijn werk, door de gangen loop, in m'n eentje, denk ik nogal 's aan Otto. De eenzaamheid en de armoe van de twintigste eeuw. We zijn er gek op, Otto en ik; je kunt er iets schitterends van maken.


Interview voor VPRO-radio - "De Avonden" - 30 september 2009